Kroatië, pushbacks en het interstatelijk vertrouwensbeginsel

De reden waarom hierbij kort wordt stilgestaan is dat ik pas onlangs zag dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 maart 2021 heeft geantwoord op schriftelijke vragen, die op 23 februari 2021 (met kenmerk 2021Z03599) waren ingezonden door de Kamerleden Voordewind (ChristenUnie), Groothuizen (D66), Van Ojik (GroenLinks) en Jasper van Dijk (SP) over pushbacks van vluchtelingen door de Kroatische grensbewaking.[1]
Eén van die vragen was of het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië nog geldt en of de staatssecretaris het ermee eens is dat dit onmiddellijk opgeschort dient te worden ten aanzien van Kroatië als deze berichten (over pushbacks) blijken te kloppen.[2]

De staatssecretaris beantwoordt deze vraag als volgt:
Bij alle overdrachten van personen binnen de Europese Unie, van Dublinclaimanten tot personen die worden overgeleverd op basis van een Europees Aanhoudingsbevel, vindt overdracht plaats op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel tussen lidstaten. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel is gebaseerd op het feit dat alle lidstaten gebonden zijn aan internationale verplichtingen en het Unierecht. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel geldt totdat een rechter daarover anders oordeelt. Over Kroatië zijn in dezen geen rechterlijke uitspraken gedaan die tot gevolg hebben dat niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.“

Het interstatelijk vertrouwensbeginsel geldt totdat een rechter anders oordeelt’, welnu…
Nog daargelaten dat ik niet goed begrijp waarom de staatssecretaris de bal uitsluitend lijkt neer te leggen bij de rechter omdat ik denk dat (juist) zij hierin een eigen verantwoordelijkheid heeft, was zij kennelijk op dat moment niet goed geïnformeerd over, of op de hoogte van de rechtspraak op dit punt.
Bij op rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraak van 17 december 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:12927) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, namelijk in een Dublinzaak geoordeeld dat ten aanzien van Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.[3] De rechtbank kwam tot dit oordeel vanwege de meerjarige, grootschalige pushback-praktijk waarvan tot op het hoogste niveau in Kroatië de verantwoordelijkheid wordt ontkend. [4]

De rechtbank is van oordeel dat Kroatië met de pushbacks de werking van het Europese asielsysteem en met name de Dublinverordening[5] en het daaraan ten grondslag liggende vertrouwensbeginsel ondergraaft. Op basis van de Dublinverordening wordt aangenomen dat de lidstaten het beginsel van non-refoulement eerbiedigen, dat de lidstaten elk verzoek om internationale bescherming behandelen dat door een derdelander op het grondgebied van een van de lidstaten, inclusief aan de grens of in de transitzone, wordt ingediend én hun verantwoordelijkheid nemen daar waar de asielzoeker voor het eerst de grens van het grondgebied van de lidstaten passeert. Naar het oordeel van de rechtbank wordt door de agressieve negatieve bejegening potentiële vluchtelingen ontmoedigd een verzoek om internationale bescherming in te dienen en worden zij door uitzetting naar buiten de Europese Unie (het ging in deze zaak om pushback richting Bosnië) blootgesteld aan het risico van refoulement. Ook leidt deze praktijk tot pogingen van vreemdelingen om het Kroatische asielsysteem te omzeilen, en dus tot een hogere druk op de asiel- en opvangcapaciteit in andere lidstaten, aldus de rechtbank. Bovendien hecht de rechtbank gewicht toe aan de houding van de Kroatische autoriteiten, zoals het ontkennen en het niet verschaffen van informatie aan de nationale ombudsman.

Vertrouwen is ondeelbaar
Verder volgt de rechtbank de staatssecretaris niet in haar betoog dat onderscheid gemaakt kan worden tussen de opstelling van de Kroatische autoriteiten ten opzichte van illegale grensoverschrijders enerzijds en de naleving van de Dublinverordening anderzijds. Volgens de rechtbank erkent de staatssecretaris dat de pushbacks zich voordoen en dat daarbij gehandeld wordt in strijd met het verbod van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank ziet niet in waarom de staatssecretaris dan wel op de getrouwe uitvoering door de Kroatische autoriteiten van de Dublinverordening zou mogen vertrouwen. Het betreft immers dezelfde Kroatische autoriteiten. Vertrouwen is naar het oordeel van de rechtbank niet deelbaar, ook niet tussen lidstaten van de EU.[6]
De rechtbank heeft zelf voorzien in deze zaak en de staatssecretaris opgedragen de vreemdeling op te nemen in de nationale asielprocedure. De staatssecretaris is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Stijn[7]


[1] Kamerstukken II 2020-2021, 32317 nr. 677.
[2] Vraag 5 om precies te zijn: Geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog ten aanzien van Kroatië? Bent u het eens dat dit onmiddellijk opgeschort dient te worden ten aanzien van Kroatië als deze berichten blijken te kloppen?
[3] In gelijke zin de ongepubliceerde uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 2 februari 2021 (NL20.22213) en van 29 april 2021 (NL20.4090). Verder zijn er nog ongepubliceerde uitspraken van andere zittingsplaatsen, waarin is geoordeeld dat nog wel van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië kan worden uitgegaan, zonder dat daarbij wordt ingegaan of vertrouwen tussen lidstaten deelbaar is (vgl. de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 12 januari 2021, NL20.18762), zittingsplaats Haarlem van 23 maart 2021, NL21.498 en van zittingsplaats Roermond van 15 april 2021, NL21.1829 en NL21.1831).
[4] De rechtbank baseert dit voornamelijk op het AIDA rapport over Kroatië van april 2020 (Update 2019) en het rapport van Amnesty International van 13 maart 2019: “Pushed to the edge, violence against refugees and migrants along the Balkan route.” In het recent verschenen rapport van AIDA van mei 2021 (Update 2020) wordt op pagina 23 gemeld dat: “Push-back practices reported by national and European NGOs and other actors Pushback practices persisted throughout 2020 as reported by many organisations such as Amnesty International, the Danish Refugee Council (DRC), the Border Violence Monitoring Network (BVMN), Are You Serious? (AYS), Welcome! Initiative’, and the Institute of Ethnology and Folklore Research. The Centre for Peace Studies (CPS) also reported pushback practices of children.
[5] Verordening (EU) nr. 604/2013.
[6] Nu maar hopen dat genoemde Kamerleden – voor zover herkozen bij de Tweede Kamerverkiezingen 2021 – hiervan kennisnemen.
[7] Mr. A.A.M.J. (Stijn) Smulders, stafjurist asiel team bestuursrecht rechtbank Oost-Brabant. Zoals altijd op persoonlijke titel.